1. werkmethode
1.1. klassiek model
1.1.1. analytisch
1.1.2. overbodige paramaters w weggelaten
1.2. systemisch model
1.2.1. synthetisch
1.2.2. houdt rekening met invloeden, contexten
2. basisattidues binnen systeemdenken
2.1. v problemen & verklaringen => pragmatische ingesteldheid
2.1.1. Begrip
2.1.1.1. verantw
2.1.1.2. bekwaamheden
2.1.2. hypotheses
2.1.2.1. v bruikbaarheid
2.1.3. !! begrijpen = aan goedkeuren
2.2. er is niet een werkelijkheid? Er zijn er zoveel als mensen zijn
2.2.1. Axioma v interpunterpunctie
2.2.2. Er bestaat niets zoals juist of niet juist
2.3. Circulaire kijk
2.3.1. We gaan weg vd oorzaak
2.4. Contextuele kijk
2.4.1. je kan veel zaken beter begrijpen als je ook de context kent
2.5. Concreet bevragen
2.5.1. vaak zelf invullen vanuit ons eigen referentiekader
2.5.2. be? ruimte, tijd, context, krachten
2.6. rekening houden met homeostase
2.6.1. mensen veranderen niet graag
2.6.2. veranderen vraagt energie
2.6.3. lokt weerstand op
2.6.4. geen gebruik van motivatie
2.6.5. hv dient energie toe te voegen via joinen
2.7. cl bepaald doelstelling
2.8. We maken landkaarten
2.8.1. De kaart is niet het gebied
3. vergelijking tss klassiek & systeemmodel
3.1. Model
3.1.1. Klassiek:
3.1.1.1. reductionistisch
3.1.1.2. oorzaak gevolg
3.1.1.3. gesloten systeem
3.1.2. Systemisch:
3.1.2.1. holistisch
3.1.2.2. circulaire blik
3.1.2.3. het geheel is de soms vd delen
3.1.2.3.1. verschillende oorzaken = verschillende gevolgen
3.1.2.4. open systeem
3.2. Vragen?
3.2.1. klassiek model
3.2.1.1. de waarom vraag
3.2.2. systemisch model
3.2.2.1. Circulair
3.2.2.2. Hoe is dit zo ver kunnen komen?
3.2.2.3. gevraagd naar de omstandigheden, de invloeden
3.3. Visie
3.3.1. klassiek model:
3.3.1.1. Diacrone
3.3.1.2. verre verleden !
3.3.2. systeem model
3.3.2.1. synchrone visie
3.3.2.2. er w gevraagd naar de oorzaak
3.4. HV
3.4.1. klassiek model
3.4.1.1. hv is neutraal hij beïnvloedt niet
3.4.2. systeem model
3.4.2.1. hv ! rol
3.4.2.1.1. maakt deel uit vh syteem
3.4.2.2. verleden w bekeken in fucntie vh heden
3.4.2.3. hij beïnvloed maar w ook zelf beïnvloed
4. Inleiding
4.1. w vaak gezien als gezinstherapie
4.2. is een referentiekader om te kijken naar de werkelijkheid
4.3. verschillende grondleggers, op verschillende plaatsen (Fr, Ned, BE...)
4.4. is ondergronds ontstaan
4.4.1. besmetting van buitenaf = Freud
4.4.2. probleem kan je niet los zijn van de context
4.4.3. pas in 20ste eeuw doorbraak
4.5. 4 belangrijke stromingen
4.5.1. deze stromingen hebben enkel het individu in zijn context gemeenschappelijk
4.5.2. 1. structurele stroming v Minuchin
4.5.3. 2. intergenerationele stroming van Nagy of contextueel denken
4.5.4. 3. stratgische stroming v Haley & Watzalick
4.5.5. 4. de cybernetische stroming v Selvini Palazzoli
4.5.6. RECENTER:
4.5.6.1. oplossingsgericht denken
4.5.6.1.1. Brugsmodel