1. persoonsvorm (pv) Verander de zin: * TT <-> VT * enk <-> mv * ja/neevraag
1.1. pv in TT? ik werk jij werkt / werk jij hij werkt mv: werken (= inf)
1.1.1. Engels ww? stam = Engelse inf. zonder 'to' Let op verenkeling en verdubbeling i.f.v. uitspraak.
1.2. pv in VT?
1.2.1. regelmatig ww laatste letter van de stam staat ...
1.2.1.1. WEL in't ex-kofschip (bv. werken > werk) enk: stam + te (ik werkte) mv: stam + ten (wij werkten)
1.2.1.2. NIET in 't ex-kofschip? (bv. bevestigen > bevestig) enk: stam + de (ik bevestigde) mv: stam + den (wij bevestigden)
1.2.2. onregelmatig of sterk ww
1.2.2.1. klankverandering bv. lopen - liep; spreken - sprak > vormen uit het hoofd leren
2. bijvoeglijk gebruikt deelwoord
2.1. bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
2.1.1. regelmatig ww: vd + e bv. de vergrote foto
2.1.2. onregelmatig ww: vd op -en verandert niet bv. de gevallen fotokader
2.2. bijvoeglijk gebruikt onvoltooid / tegenwoordig deelwoord
2.2.1. inf + d
3. infinitief (inf) Schrijf het hele ww.
4. gebiedende wijs / imperatief
4.1. geen onderwerp > geschreven stam
4.2. onderwerp = u > stam + t
5. voltooid deelwoord (vd) ! voorwaarde: hulpwerkwoord als hebben, zijn, worden, raken, staan ... Of je kan het toevoegen.
5.1. vd = regelmatig ww laatste letter van de stam staat ...
5.1.1. WEL in 't ex-kofschip ge + stam + t (ik heb gewerkt) Let op: wwn met her-, ge-, be-, ver-, ont-, er-, mis- krijgen geen ge-
5.1.2. NIET in 't ex-kofschip ge + stam + d (ik heb bevestigd) Let op: wwn met her-, ge-, be-, ver-, ont-, er-, mis- krijgen geen ge-