1. bevolkingsgroei
1.1. in Nederland wonen nu 17 miljoen mensen, 7 miljoen meer dan in 1950. Komt door:
1.2. sociale bevolkingsgroei = immigratie min emigratie
1.3. natuurlijke bevolkingsgroei = door geboorte en sterfte
2. migratie
2.1. voor 1961 was Nederland een emigratie, later werd Nederland een immigratieland
2.1.1. je kunt vier groepen immigranten onderscheiden
2.1.1.1. gastarbeiders
2.1.1.1.1. vanaf 1965 kwamen mensen voor werk naar Nederland. bedrijven zochten mensen voor zwaar en vies werk die vonden ze in Turkije en Marokko. het was de bedoeling dat ze tijdelijk kwamen werken.
2.1.1.2. inwoners van Nederlandse koloniën
2.1.1.2.1. Surinamers en Antilianen kwamen naar Nederland om te studeren en werken
2.1.1.3. vluchtelingen
2.1.1.3.1. mensen die uit hun land gevlucht zijn omdat ze daar niet veilig zijn. er zijn ook veel mensen die komen in hoop werk en welvaart te vinden: dat zijn economische vluchtelingen
2.1.1.4. seizoensmigranten
2.1.1.4.1. Oost-Europeanen doen vaak het werk wat Nederlanders niet willen doen. een groot aantal komt in bepaalde perioden, bijvoorbeeld tijdens de aspergeoogst, daarna gaan ze weer terug
3. van jong naar oud
3.1. ontgroening = aandeel jonge mensen in de bevolking nemen af
3.2. na 1950 is er veel veranderd aan de verdeling van jonge en oude mensen
3.2.1. aandeel van ouderen is toegenomen. die vergrijzing heeft verschillende oorzaken
3.2.1.1. ouderen flink gegroeid. komt door de geboortegolf in 1945, ook wel babyboom.
3.2.1.2. minder kinderen geboren, belangrijke oorzaak daarvan is het gebruik van voorbehoedsmiddelen
3.2.1.3. levensverwachting is toegenomen
4. de bevolkingspiramide
4.1. leeftijdsopbouw kun je laten zien in een leeftijdsdiagram of bevolkingspiramide
4.1.1. elke staaf stelt een bepaalde leeftijd voor, links staan de mannen en rechts de vrouwen