Kortverhalen Nederlands

Get Started. It's Free
or sign up with your email address
Kortverhalen Nederlands by Mind Map: Kortverhalen Nederlands

1. Want dat soort gast ben ik

1.1. Personages

1.1.1. Protagonist

1.1.1.1. Ik - personage

1.1.1.1.1. Round character

1.1.2. Antagonist

1.1.2.1. Lisa

1.1.2.1.1. Flat character

1.1.2.1.2. Kassierster

1.1.3. Tritagonist

1.1.3.1. Franse klant bestuurder

1.1.3.1.1. Gladde kerel met witte sportschoenen aan, en kort, gekruld blond haar.

1.1.3.1.2. Flat character

1.1.3.2. Papa van het ik-personage

1.1.3.2.1. Flat character

1.1.4. Figurant

1.1.4.1. Andere klanten

1.2. Structuur

1.2.1. Begin

1.2.1.1. Bezoek aan superette

1.2.1.2. In media res

1.2.1.2.1. 'Uiteraard ziet het er niet goed uit'

1.2.1.3. Motorisch moment: Protagonist ziet dat Franse man flirt met Lisa

1.2.2. Midden

1.2.2.1. Gevecht aan auto

1.2.3. Einde

1.2.3.1. Open einde

1.2.3.1.1. Weten niet als ze ooit nog samen zullen.

1.3. Tijd

1.3.1. Vertelde tijd > Verteltijd

1.4. Vertelperspectief

1.4.1. Belevende ik

1.4.1.1. Ik hoorde hem mademoiselle zeggen

2. In de ban van het beeld

2.1. Titel

2.1.1. In de ban van het beeld

2.1.1.1. Het beeld dat ze filmde

2.2. Motief

2.2.1. Sociale media

2.2.1.1. Foursquare

2.2.1.2. Twitter

2.3. Vertelperspectief

2.3.1. Belevende ik

2.3.1.1. 'Ik schiet omhoog van schrik als mijn beltoon de stilte verbreekt'

3. Geef me de wereld Johnny

3.1. Ruimte

3.1.1. Geografische ruimte

3.1.1.1. De kermis

3.1.1.1.1. "Je zag de kermis al van ver."

3.1.2. Sociale ruimte

3.1.2.1. Vriendenkring

3.1.2.1.1. "Nee, zei ik snel, ik wacht op een vriend"

3.1.2.2. Verliefdheid

3.1.2.2.1. "De sigaret die ze opstak was waarschijnlijk al even verboden als de jongen die haar aanstaarde"

3.1.3. Sfeerscheppende ruimte

3.1.3.1. Heldere avond

3.1.3.1.1. "De zon was al onder maar het was nog niet helemaal donker boven de daken en je zag de duizenden lichten van de stad."

3.1.3.2. Sterrenhemel

3.1.3.2.1. "De sterren schitterden in haar haren"

3.2. Personages

3.2.1. Protagonist

3.2.1.1. Thomas

3.2.1.1.1. Round Character

3.2.2. Antagonist

3.2.2.1. Vriendin van Véronique

3.2.2.1.1. Flat character

3.2.3. Tritagonist

3.2.3.1. Bram

3.2.3.1.1. Flat character

3.2.3.2. Véronique

3.2.3.2.1. Flat character

3.2.3.3. Zus van Véronique

3.2.3.3.1. Flat character

3.2.3.4. Johnny

3.2.3.4.1. Flat character

3.2.3.5. Sharon

3.2.3.5.1. Flat character

3.2.4. Figurant

3.2.4.1. Foorman

3.2.4.1.1. Flat character

3.3. Thematiek

3.3.1. Hoofdthema

3.3.1.1. Liefde

3.3.2. Subthema

3.3.2.1. Vriendschap

3.4. Stijl

3.4.1. Woordkeuze

3.4.1.1. Makkelijke woorden

3.4.1.2. Standaardtaal

3.4.2. Zinsbouw

3.4.2.1. Korte zinnen

3.4.2.1.1. "We speelden de anderen kwijt. We hadden het niet afgesproken. Het gebeurde gewoon."

3.4.2.2. Lange zinnen

3.4.2.2.1. "De zon was al onder maar het was nog niet helemaal donker boven de daken en je zag de duizenden lichten van de stad, al dat verborgen leven, bijna in slaap voor de tv, en wij die hier boven alles ronddraaiden, met de kermis onder ons, met al die kleine mensen met te grote pluchen beesten onder de arm, met bier en worsten in de hand, met die mengeling van geuren en het geschetter van de boxen waar je moeiteloos doorheen vloog.

3.4.2.3. Veel variatie

3.4.3. Verteltrant

3.4.3.1. Emotioneel

3.4.3.2. Soms dialogisch

3.4.3.2.1. "Hoe moet ik je dan terugzien?"

3.4.3.2.2. "Terugzien, Johnny?"

3.5. Vertelperspectief

3.5.1. Belevende ik

3.5.1.1. "Op weg naar huis lag een pluchen blauwe aap in de goot naar me te grijnzen. Ik grijnsde terug."