1. Ruimte
1.1. Op de kermis --> "Je zag de kermis al van ver."
2. Personages
2.1. Protagonist
2.1.1. Thomas
2.1.1.1. Onzeker --> "Ik voelde me niet op m'n gemak in m'n eentje tussen al dat volk."
2.1.1.2. Verliefd op vriendin Veronique --> "Zoals ik iets voor haar voelde; vanaf het moment dat ik haar zag."
2.1.1.3. Round character
2.2. Antagonist
2.2.1. 'Het meisje' (vriendin van Veronique
2.2.1.1. Rebels --> "Ze stak een sigaret op."
2.2.1.2. Overbeschermd -->"Mijn ouders zijn een beetje overbeschermend."
2.2.1.3. Round character
2.3. Nevenpersonage
2.3.1. Veronique
2.3.1.1. Meisje uit de klas van Thomas --> "Een van hen, Veronique, is een meisje van mijn klas."
2.3.1.2. Stoer --> "Niet dat we snel bang zijn, hoor."
2.3.1.3. Flat character
2.4. Figuranten
2.4.1. Een foorman
2.4.1.1. Flat character
2.4.2. Mensen op de kermis
2.4.2.1. Flat character
2.4.3. Johnny
2.4.3.1. Flat character
2.4.4. Sharon
2.4.4.1. Flat character
2.4.5. Zus van Veronique
2.4.5.1. Flat character
3. Thematiek
3.1. Liefde
3.1.1. "Zodat ze zou kunnen zeggen dat ze het deed voor mij. Omdat ze iets voor me voelde. Zoals ik iets voor haar voelde; vanaf het moment dat ik haar zag."