Get Started. It's Free
or sign up with your email address
werkwoorden by Mind Map: werkwoorden

1. tegenwoordigetijd ( nu)

1.1. wie wat?

1.1.1. tip: smurfen

1.1.1.1. altijd stam + t behalve

1.1.1.1.1. IK ( de stam) bv: ik antwoord

1.1.1.1.2. JIJ of JE na het werkwoord ( de stam) bv: antwoord je?

1.1.1.1.3. bevel ( stam) bv: antwoord!

1.1.1.2. meervoud

1.1.1.2.1. wat je hoort

2. verledentijd

2.1. zwak werkwoord

2.1.1. klankbehoudend

2.1.1.1. stam+te/de

2.1.1.1.1. bv: antwoorden -> antwoordde

2.2. sterk werkwoord

2.2.1. kankveranderen

2.2.1.1. bv: zwemmen -> zwom

3. vooltooid deelwoord

3.1. hulpwerkwoord

3.1.1. wat je hoort,wat je schrijft

3.1.1.1. verlengen

3.1.1.1.1. bv: ik heb geantwoord ( want antwoorde

3.2. zelfstandig naamwoord

3.2.1. gewoon infenitief

3.2.1.1. bv: de vergrote foto