1. Leerling als taalgebruiker
1.1. Ontluikende geletterdheid
1.1.1. Kennismaken met taal in voorschoolse periode (0-4)
1.2. boekoriëntatie en verhaalbegrip
1.2.1. Boekoriëntatie: - omgang met boeken - wat je met boeken kunt doen - wat je eraan kunt zien - hoe je het leest
1.2.2. Verhaalbegrip: - opbouw > situatieschets, aaneenschakeling van gebeurtenissen en ontknoping
1.3. functies van geschreven taal
1.3.1. Communiceren met mensen
1.3.1.1. brieven
1.3.1.2. verkeersborden
1.3.2. Taal (gesproken woorden) vastleggen op papier en (auditieve)visuele middelen
1.4. taalbewustzijn en alfabetisch principe
1.4.1. Taalbewustzijn:
1.4.1.1. woorden in zinnen onderscheiden
1.4.1.2. onderscheid tussen vorm en betekenis van woorden
1.4.1.3. woorden in klankgroepen verdelen (kin-der-wa-gen)
1.4.2. Alfabetisch Principe
1.4.2.1. woorden opgebouwd uit klanken en dat daarbij letters horen (woord pen > klanken /p/, /e/, /n/
1.5. auditieve vaardigheden
1.5.1. Fonologisch bewustzijn
1.5.1.1. omgaan met klanken - splitsen in lettergrepen - verbinden van lettergrepen - toepassen eindrijm
1.5.1.2. auditieve objectivatie: Als een leerling zegt: 'Paddenstoel is langer dan boom,' laat hij zien dat hij naar de vorm van woorden kan kijken ipv naar de betekenis. Dit is het objectiveren van gesproken woorden.
1.5.2. Fonemisch bewustzijn
1.5.2.1. besef dat woorden uit fonemen zijn opgebouwd. (fonemen zijn klanken die je hoort) - herkennen/toepassen beginrijm - opdelen korte woorden in losse klanken (auditieve analyse) - samenvoegen klanken tot een woord (auditieve analyse) - klanken, woorden in volgorde onthouden (temporeel ordenen) - bepalen klankpositie (meest complexe vaardigheid)
1.6. visuele vaardigheden
1.6.1. visuele discriminatie
1.6.1.1. het zien van verschillen en overeenkomsten tussen afbeeldingen, letters of woorden
1.6.2. visuele analyse
1.6.2.1. afzonderlijke grafemen in een woord herkennen (hakken)
1.6.3. visuele synthse
1.6.3.1. het samenvoegen van grafemen (plakken)
1.6.4. spatieel ordenen
1.6.4.1. de ordening van letters van links naar rechts
1.6.5. letterpositie bepalen
1.6.5.1. vaardigheid om aan te geven op welke plaats een letter in het woord te vinden is.
1.6.5.2. samengestelde vaardigheid waarbij visuele analyse, spatieel ordenen en kennis van begrippen (voor, achter, midden) belangrijk is.
1.7. elementaire leeshandeling
1.7.1. Gebasseerd op fonologisch principe (elk foneem wordt weergegeven door grafemen)
1.7.2. Verschillende stappen:
1.7.2.1. 1. geschreven woord visueel analyseren in gragemen (tuin > /t/, /ui/, /n/)
1.7.2.2. 2. fonemen koppelen aan grafemen
1.7.2.3. 3. volgorde fonemen onthouden
1.7.2.4. 4. auditief synthetiseren van fonemen (/t/, /ui/, /n/ > tuin)
1.7.2.5. 5. betekenis geven aan het woord
1.8. elementaire spellinghandeling
1.8.1. Gebasseerd op fonologisch principe (elk foneem wordt weergegeven door grafemen)
1.8.2. verschillende stappen:
1.8.2.1. 1. gesproken woord auditief analyseren in fonemen (tuin > /t/, /ui/, /n/
1.8.2.2. 2. volgorde fonemen onthouden
1.8.2.3. 3. grafemen koppelen aan fonemen
1.8.2.4. 4. het hele woord 'tuin' opschrijven