1. H1
1.1. Lagere programmeertalen:
1.1.1. Machinecode
1.1.1.1. Binaire vorm = 0 en 1
1.1.2. Assembleertaal
1.1.2.1. Lettercodes
1.1.2.1.1. Assembleerprogramma zet lettercode om in machinecode
1.2. Hogere programmeertalen
1.2.1. Procedurele talen > d.m.v. stapsgewijze regels
1.2.1.1. Compiler = vertaalprogramma dat de programmaregelsomzet in machine-instructies
1.2.1.1.1. C
1.3. Vierde generatietalen
1.3.1. Probleemgericht
1.3.2. Hulpmiddelen = tools
1.3.2.1. Schermgenerator
1.3.2.2. Rapportgeneratoren
1.3.2.3. Macro's
1.4. Objectgeoriënteerde talen
1.4.1. Gegevens als kern --> Object
1.4.1.1. Gegevens + bijbehorende instructies
1.4.1.1.1. C++
1.4.1.1.2. Java
1.4.1.1.3. Delphi
1.4.1.1.4. Visual Basic.NET = programmeertaal van Microsoft
1.4.2. Objecten
1.4.3. Klassen
1.4.4. Methoden
1.4.5. Inkapseling
1.4.6. Overerving
1.5. Programmeertalen voor het web
1.5.1. Client/server-model
1.5.1.1. Client-sided > uitgevoerd op computer
1.5.1.1.1. Opmaaktalen
1.5.1.1.2. Scriptingtalen
1.5.1.2. Server-sided > uitgevoerd op server
1.5.1.2.1. PHP
1.5.1.2.2. ASP
1.5.1.2.3. JSP
1.5.1.2.4. Coldfusion