08 Operante of instrumentele conditionering
Door ᎮᎪᎱᏒᏐᏲᎥᎿᏫ Ꭷ ᏯᏫᏒᏦ

1. icons by icon8
2. operante conditionering
2.1. Bij operante conditionering legt een organisme een verband tussen een stimulus en een respons als gevolg van de gevolgen die de respons heeft
2.2. Hoe wordt gedrag beïnvloed door verschillende gevolgen?
2.3. Klassieke conditionering: proefdier krijgt de gebeurtenissen CS en OS aangeboden, ongeacht wat het doet; het dier hoeft geen gedrag te stellen om CS of OS te ontvangen
2.4. Operante conditionering: het dier moet een reactie stellen om een gevolg te ontvangen
3. De puzzelbox van Thorndike
3.1. Wet van het Effect: responsen die voldoening gevende gevolgen teweegbrengen zullen worden herhaald;
3.2. responsen die onbevredigende gevolgen teweegbrengen zullen niet worden herhaald
4. De kooi van Skinner
4.1. Een operante respons is een gedrag dat resulteert in, of wordt gevolgd door een bepaald effect op de omgeving
4.1.1. Vb. Drukken op een hendel
4.2. Gedrag wordt gedefinieerd in termen van effecten op de omgeving
5. Effecten van bekrachtiging
5.1. Gedrag dat resulteert in een bekrachtiging (= een positief resultaat) heeft meer kans op nogmaals op te treden
5.2. Bekrachtigers zijn inherent aan omgeving of worden gegeven door anderen
5.3. Positieve bekrachtiger versterkt de respons die aan de bekrachtiger voorafgaat
5.4. Een negatieve bekrachtiger verhoogt de wh van de voorafgaande respons doordat hij wordt weggenomen
5.5. Positieve bekrachtiging: aangename stimulus wordt gepresenteerd
5.6. Negatieve bekrachtiging: onaangename stimulus wordt weggenomen
5.7. Primaire of ongeconditioneerde bekrachtiger: effect zonder vroegere ervaring of associaties vb.voedsel, beschutting
5.8. Secundaire of geconditioneerde bekrachtigers:associatie met primaire bekrachtgers vb. Geld, lof
5.9. Bekrachtiging leidt steeds tot toename van gedrag dat eraan voorafgaat
6. Bekrachtingsschema’s
6.1. Continue bekrachtiging
6.2. Partiële of intermitterende bekrachtiging
6.2.1. Vaste ratio
6.2.2. Variabele ratio
6.2.3. Vast interval
6.2.4. Variabel interval